
Terneuzen
Stad van De vliegende
hollander
Op een dag in het jaar Onzes Heren 1678
vaart Willem van der Decken, schipper in dienst van de Oostindische Compagnie, met zijn
schip "De vliegende
Hollander" de haven van
Terneuzen uit voor een reis naar Indi�.
Het eerste deel van de tocht langs de Europese en
Afrikaanse kust verloopt voorspoedig, maar bij het naderen van Kaap de Goede Hoop slaat
het weer om.
Stormen teisteren het schip.
Negen weken lang probeert Van der Decken tegen wind en
stroming in de Kaap te ronden. Tevergeefs. De bemanning, totaal uitgeput door de strijd
tegen de elementen, vraagt de schipper terug te varen naar de Tafelbaai om beter weer af
te wachten.
Van der Decken weigert beslist. De stuurman komt naar voren
en bezweert de kapitein om te keren, daar hij anders muiterij niet uitsluit. maar Van der
Decken ontsteekt in woede en geeft de stuurman zo'n muilpeer dat deze overboord slaat en
in de kolkende diepten verdwijnt.
Na deze daad richt de gezagvoerder zich in volle lengte op,
heft zijn vuisten ten hemel en zweert dat hij zal doorvaren, storm en bliksem, hemel en
hel trotserend, al was het tot de dag des oordeels. Op dat moment lijkt de storm in kracht
te verdubbelen.
De zeilen worden aan flarden gescheurd en torenhoge golven
storten zich op het schip. Maar boven dit inferno uit klinkt een donderende stem uit de
hemel: "Varen zult gij tot de dag des oordeels" Sindsdien zwalkt De Vliegende
Hollander over de zeven zee�n.
Zelfs in de hevigste stormen voert het schip volle zeilen
en brengt dood en ongeluk mee voor de schepen die het passeert. Aan dek ziet men veel al
de schrale gestalte van Willem van der Decken staan, zijn schouderlange haar en baard
wapperend in de wind.
Een enkele keer praait hij een schip om brieven mee te
geven voor mensen die al eeuwen geleden zijn overleden.
Back